HULST


INMATES OF LOEVESTEIN CASTLE - PART 7

LUITENANT-GENERAAL PIETER DE LA ROCQUE

Het verhaal over een militair in een scharnierperiode van de Nederlandse geschiedenis,
waarin de natie veranderde van een grote mogendheid naar een klein landje.
(Het beleg van Hulst)
door Peter Reynders (Australië)

From the March 2010 issue of the "Dutch Courier"

 

 Afgelopen November konden we Andries Snoek’s relaas lezen over Meester Rombout Hogerbeets’ verblijf in het slot als ‘de vergeten gevangene’. We lazen eerder over Hugo de Groot als de meest beroemde en over andere ’gasten’ van het oude slot. Hier is het ‘anti-epos’ van Luitenent-Generaal De la Rocque als de ‘controversiele bevelhebber’, wellicht zelfs een Nederlandse versie van Breaker Morant.

De La Rocque in Loevestein.
Luitenant Generaal Pieter de la Rocque, carrièremilitair en commandant van de versterkte stad en het garnizoen Hulst, werd door een krijgsraad op 27 juni 1748 ter dood veroordeeld vanwege zijn “laffe houding” en het “ontijdig overgeven” van de stad  Hulst aan het Franse leger in 1747. De Stadhouder, Prins Willem IV van Oranje-Nassau, veranderde die straf tot levenslang met verbeurdverklaring van zijn bezittingen. Zo kwam de Luitenant-Generaal op ongeveer 70 jarige leeftijd op Loevestein terecht. Documentatie over hoe hij het daar maakte heb ik niet gevonden, maar hij overleed daar kennelijk een paar jaren later.  Hij was getrouwd met Christina Henriette Swanke.
 De familie De la Rocque, waarvan de mannen vrijwel allemaal officieren in het leger waren,  woonde in de 17e eeuw in Bergen op Zoom. Vermoedelijk is de oorspronkelijke familienaam De la Peyere, en verwijst de naam De la Rocque naar een heerlijkheid die de familie ooit bezat. Ook worden beide namen samen gebruikt. Zo was er in die tijd ene Samuel Maurits de la Peijre de la Rocque, die ook een carrièreofficier was en waarschijnlijk een broer van Pieter. Dit volgens Prof J M G Leune van de Erasmus Universiteit te Rotterdam, die me ook documentatie van de datum van de veroordeling verschafte. 

Meer dan één beleg van Hulst
Gedurende the Spaanse Successieoorlog (1702-1714) had een Spaans leger onder de Franse Maarschalk Vauban ook al de ‘Stad Van Den Vos Reinaerde’ aangevallen. Het verzet tegen deze aanval zou bijna gezien kunnen worden als de ‘generale repetitie’ voor de verdediging van Hulst in 1747, maar bij deze latere uitvoering ging alles mis voor Hulst.  De stad werd in 1702 verdedigd door de deskundige Nederlandse vestingbouwer Generaal Baron Menno van Coehoorn. De stad en de verschillende vestingwerken daarbuiten verkeerden toen in een goede staat en werden verdedigd door een sterk garnizoen, terwijl men het omliggende land onder water had gezet.  Zulke inundaties waren allang een onderdeel van de typisch Hollandse verdedigingsstrategie, de Oude Hollandse Waterlinie. Inderdaad was noch door de Spaanse verdediging van Hulst tegen de aanval van Prins Maurits in 1591, noch tegen die van Frederik Hendrik in 1645 inundatie toegepast door de Spaanse verdedigers, maar wèl weer door Nederlanders in 1596, toen het water bijzonder zware verliezen veroorzaakte voor de Spanjaarden, die uiteindelijk toch de vesting veroverden. De strijd om Hulst van 1702 onder de beste Nederlandse and Franse legeraanvoerders van hun tijd bewees dat het een forse vesting betrof die goed verdedigbaar was door deskundig geleidde en moedige troepen. Coehoorn won; op 5 september 1702 trok Vauban zich terug. Hij staat gedocumenteerd met de uitspraak: “Vestingen hebben slechts de waarde van de mannen die ze moeten verdedigen”. In 1747 waren de omstandigheden bijna hetzelfde: Een Franse generaal viel aan, deze keer met Franse troepen, inundatie, dezelfde buitenforten, een verdedigingsleger van meer dan 4000 soldaten. Bovendien was voor beide partijen de documentatie beschikbaar over de manier waarop Coehoorn de stad 45 jaar eerder met succes verdedigd had. Wat ging er fout voor de Nederlanders in 1747? Was het een slecht garnizoen? Het schijnt dat door de houding en beslissingspatroon van de 68-jarige (in sommige bronnen 70 jarige) bevelhebber Pieter de la Rocque de hele verdediging faalde.

 Spaanse Successieoorlog
 Het niet nakomen van opvolgingsafspraken en tradities van het Habsburgse Huis (namelijk dat mannelijke opvolgers voorrang hadden) waren basisoorzaken van de Spaanse zowel als de Oostenrijkse Successieoorlog.  Karel V, zoon van Philips de Schone van Bourgondië, die tot Duits Keizer gekozen werd in 1520 vanwege zijn Oostenrijkse bezittingen, was ook Koning van Spanje. Hij stond zijn Oostenrijkse bezittingen af aan zijn broer Ferdinand I. Zo ontstonden er dus twee takken binnen het Habsburgse Huis: de Spaanse- en de Oostenrijkse tak. Karel V was ook ‘Heer der Nederlanden’, vooral vanwege zijn eigen veroveringen. Deze gingen naar de Spaanse tak. De noordelijke Nederlanden vochten zich los, zoals we weten, en werden een onafhankelijke republiek. De zuidelijke bleven onder de Spaanse kroon. De Spaanse tak stierf uit met de dood van Karel (Carlos) II van Spanje in 1700 (Karel V heet in Spanje Carlos I) zonder dat de opvolging definitief geregeld was.  Die onzekerheid, en de mogelijkheid dat Frankrijk Spanje zou annexeren, veroorzaakte de Spaanse successieoorlog.

Oostenrijkse Successieoorlog
De Fransen vielen ook Hulst aan in het kader van hun aanval op de zuidelijke buffersteden tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog (1741-1748). Voordat Karel VI van Oostenrijk stierf had bij een eerder afgesproken opvolgingsprincipe veranderd, zodat zijn dochter Maria Theresia hem kon opvolgen: de Pragmatieke Sanctie. Toen hij stierf erkenden enkele landen die opvolging niet et voila: de Oostenrijkse Erfopvolgingsstrijd brak uit. Frederik II van Pruisen wilde Silezië hebben en sloot zich aan bij Beieren, Spanje, Saksen en Frankrijk, Zweden, Napels, Sardinië, de Pfaltz en Keulen als tegenstanders van Oostenrijk. Oostenrijk kreeg als bondgenoten de grote mogendheden England en Nederland. Omdat er ook andere oorlogen werden gevoerd in dit tijdperk, zoals de Zweeds-Russische oorlog, de ‘Oorlog van Jenkins’ Oor’ tussen Spanje en Engeland, de Jacobieten opstand in Schotland, zien we een bijzonder gecompliceerd stukje Europesche oorlogsgeschiedenis zich ontvouwen, waarin enkele landen, met name Saksen, een aantal keren naar de andere kant overlopen. Voor ons verhaal is het relevant dat Lodewijk XV besloot de Nederlanden te veroveren als zijn expansie-avontuur vrij laat in deze oorlog. Voor dit doel bracht hij meer dan 80.000 troepen op de been, uit een totaal leger van 200.000 en marcheerde de Oostenrijkse Nederlanden (België) binnen, waar de buffersteden in Vlaanderen, Staats (nu Zeeuws)Vlaanderen en Brabant hun ‘barrièrefunctie’ voor de noordelijke Nederlanden probeerden uit te oefenen tegen deze overmacht.  Na de val van Hulst lag de weg open naar de allersterkste ommuurde stad van het land, Bergen op Zoom, Pieter de la Rocque’s oude familiestad. Die stad werd verdedigd door een 83 jarige generaal, die ontslag had gevraagd vanwege zwakheid en doofheid. Dit werd echter geweigerd door de Stadhouder-Prins. Bergen op Zoom werd toch voor drie maanden hard verdedigd, voordat ze  door de Fransen werd veroverd en daarna schandalig geplunderd en verbrand.

De Nederlandse oorlogsvoorbereiding
Nederland had zwaar moeten betalen in de tweede helft van de17e eeuw, voor de oorlogen van Koning-Stadhouder Willem III tegen de expansieve Lodewijk XIV. Willem III overleed net voor de Spaanse Successieoorlog die Nederland ook veel geld heeft gekost. In het  2e stadhouderloze tijdperk probeerde de regentenregeringen de Republiek er economisch weer bovenop te brengen. Maar toen Frankrijk Nederland weer dreigde aan te vallen in de Oostenrijkse Successieoorlog moesten haastig allerlei regelingen worden getroffen, zoals het benoemen van de legerleiding van het  sterk uitgebreidde leger. Een vergelijking met 1672 toont overeenkomsten, maar ook essentiële verschillen. De jonge ambitieuze, ja fanatieke, Protestant Willem III, opgeleid in militaire logistiek, politiek en financiën (hij haalde geld uit de ongelooflijkste plaatsen, zelfs uit het Vaticaan) moest na het eerste stadhouderloze tijdperk de Republiek tegen een aanval van vier landen verdedigen. De Republiek in 1747 was verarmd. Ze had in 1672 economisch aan de top van haar succes gestaan en Willem IV was qua talent bij lange na geen Willem III. Moest Willem IV nu opper-bevelhebber worden?  Het duurde veel te lang voordat de Staten het eens waren en een opperbevelhebber hadden benoemd in de persoon van de Duitse Prins Waldeck met tegenwerking van de prinsgezinden. Waldeck had geen ervaring in het verdedigen van een barrière van forten, maar had in open veldslagen zijn sporen verdiend in Polen. Nederland met een bevolking van nog geen 2 miljoen, moest vaak troepen huren van buurstaten en dat was ook een langzaam proces. Wettelijke dienstplicht bestond toen niet in Nederland. Engelse troepen met Engelse bevelhebbers waren ook in het land en daarmee moest onderhandeld worden om ze aan het vechten te krijgen, en niet altijd met succes. Deze tijdrovende processen waren er vooral de oorzaak van dat de lagere leger-hiërarchie onvoldoende getraind was voor de taak en dat de forten en garnizoenen in Staats Vlaanderen en Brabant niet optimaal bemand waren toen Frankrijk, nu de grootste mogendheid in Europa, vrij plotseling voor de deur stond. De Fransen onder bevel  van Generaal Lowentahl vielen 17 april 1747 Staats Vlaanderen binnen met een Blitzkrieg-taktiek.  Sluis viel op 22 april, de Forten de Parel en Liefkenshoek op 24 en 25 april, Sas van Gent op 30 april, Fort Philipine 6 mei. Waren ze allemaal te licht bemand geweest? Paniek sloeg toe in Nederland. Troepjes jonge prinsgezinden zongen in de straten van Den Haag met oranje kokardes op:

 “ Oranje boven, de Fransen onder,
die anders meent  die slaat de donder”. 

De Staten van Holland kwamen op 3 mei samen in den Haag en benoemden Willem IV als hun Stadhouder. Utrecht en Overijssel volgden en uiteindelijk was de hele Republiek onder één Stadhouder. Dit was nog nooit eerder gebeurd. Hij werd ook generaal, maar niet de topgeneraal. Willem IV was ongeschikt om Willem III te spelen. Hij was geen doortastend leider en geen strategisch denker en het leger was eigenlijk niet klaar voor oorlog. En Waldeck voelde zich ondermijnd. Het was allemaal te langzaam en te moeilijk gegaan.

Fransen voor Hulst
Eind april waren de Fransen al voor Hulst, samen met Axel de enige Staats Vlaamse steden die nog niet in Franse handen waren. Bevelhebber Pieter de la Roque had een flink verdedigingsleger: 6 Staatse - en 3 Engelse Bataljons, de laatsten onder Generaal Majoor Fuller, en 250 dragonders.  Eén versie van het drama suggereert dat de bezetting van de voorversterking 'de Sandberg' aan het muiten sloeg en zich terugtrok na de kanonnen onklaar gemaakt te hebben.  Ze sleepten de verdedigende bataljons met zich mee naar de stad. De la  Rocque trad niet krachtig op om ze te vervangen of terug te sturen met versterkingen om het fort te heroveren. Fuller zou hier ook tegen geweest zijn. Volgens een andere bron werden ze verslagen omdat de forten onderbemand waren. Hij stuurde daarop 3 Staatse en 3 Engelse bataljons naar Axel zonder slag te leveren buiten de stad. (Bevelhebber Soute in Axel, ook zonder te vechten, zette zeil naar Goes met zijn hele verdedigingsleger op 17 mei). De la Rocque bleef achter met 2000 man binnen de muren en capituleerde nog voordat ook maar één enkele Franse loopgraaf gegraven werd. Hij bedong dat 400 man vrij naar Zeeland mochten gaan, de rest werd als krijgsgevangene naar Frankrijk afgevoerd. Het was een complete afgang voor de Staatse troepen, een  schandelijke blamage voor Den Haag die bovenop het verlies van de andere steden kwam, terwijl de bewoners van Hulst een meest miserabele tijd tegemoet gingen met armoede en ellende onder hun ‘nieuw bestuur’. De Fransen eisten betaling van een bedrag om plundering af te kopen dat de stad niet kon opbrengen. Slechts een gedeelte  werd betaald en de bevolking liep terug tot 700 voordat de oorlog over was. Dit was minder dan de bevolking volgens het poortersboek van het jaar 1399! Dit alles gebeurde terwijl Generaal Cumberland en zijn leger van bijna 100.000 man ten noorden van Antwerpen op de heide kampeerden en verder niets deden. Cumberland was een talentloze Engelse generaal die gefaald had tegen de Fransen bij Fontenoy en bij Lafelt. Hij weigerde later ook om Bergen op Zoom te ontzetten. Fuller werd van zijn commando ontheven en de ‘laffe’ De la Rocque kwam voor een krijgsraad en ging naar Loevestein. Einde verhaal?  Niet helemaal. Er zijn altijd ‘sappige’ omstandigheden die ons dan verder aan het denken zetten….

Het verslag van Van Vlissegem
 De La Rocque was dus niet populair in Den Haag en nog minder bij de bevolking van Hulst. Een oud-burgemeester van Hulst, de Heer van Vlissegem, schreef vlak na de capitulatie een ooggetuigeverslag dat bewaard is gebleven. Het verhaal, dat ik mocht vernemen via de Archivaris van de gemeente Hulst, kan bijgedragen hebben tot de veroordeling van Pieter de la Rocque. Ik heb het krijgsraadverslag of ander bewijs daar niet voor. Mijn speculatie lijkt echter redelijk als men bedenkt dat van de bevelhebbers van de andere Staats Vlaamse forten, die zich ook zonder veel vechten overgaven, er geen één veroordeeld werd.  Had men een zondebok nodig voor deze droevige resultaten van het Nederlandse leger? Van Vlissegem geeft weer, dat toen Hulst het nieuws ontving dat de Fransen naar de stad opmarcheerden, de sluizen in de dijk bij ‘Fort de Sandberg’ werden geopend. De dijken van de Groote Kieldrechtpolder bij de Vuylmuil and de Fernanduspolder bij het Quaadpeerdsgat werden doorgestoken door 80 arbeiders. In opdracht van De la Rocque werd op 20, 21 en 22 april 1747 vanuit Fort ‘De Verrekijker’ het dorp St Jansteen, ten zuiden van de stad, dag en nacht met brandbaar materiaal beschoten en aldus in de as gelegd. De volgende dag maakte een detachement soldaten de verwoesting volledig, kennelijk om het gezichts- of schootsveld te verbeteren vanuit het fort. Dit alles was kennelijk gebeurd zonder de dorpsbewoners te waarschuwen, tot grote verontwaardiging van de Hulster bevolking. Het zat van Vlissegem begrijpelijk heel hoog, want in zijn relaas komt hij er telkens op terug.  Op 28 april, ook volgens het Vlissegem rapport, werden de forten Groote Kijkuyt (verdedigd door 27 man) en Kleine Kijkuyt (met 13 man) ten oosten van de stad gelegen, beschoten, aangevallen en veroverd. De Hulster kolonels wilden een uitval doen en de forten heroveren, (het strategisch belang daarvan komt naar voren in Van Coehoorn's verdediging in 1702) maar De la Rocque voelde daar niets voor. “Dat was slechts een 'keutelattaque' zou hij gezegd hebben. De Fransen plaatsten 26 stukken zware artillerie in de veroverde forten en beschoten vandaar ‘t Fort de ‘Sandberg’ en het Boerenmagazijn voor zes dagen. Op de 9e mei werd de Sandberg overgegeven en de verdediging gevangen genomen. De linie was nu doorbroken. De Fransen rukten nu op tot aan de stadsmuren, (die als een gaaf voorbeeld van een Oud-Hollands vestingstelsel er nu nog staan) en naderden  aan de noordzijde, nog steeds volgens Van Vlissegem.  ‘s Morgens om 7 uur op 11 mei werd de overgave van de stad geëist. De la Rocque ging naar de Dubbele Poort en ontmoette daar de Franse bevelhebber van de aanval, de Graaf de Broglie, en zijn officieren. De heren omhelsden elkaar en de onderhandelingen begonnen in het gouvernementshuis op de Groote Markt in de stad.  De onderhandelingen gingen langzaam daar de vijand het hele garnizoen krijgsgevangen wilde maken. De Magistraten van Hulst en Ulster-Ambacht wilden betrokken zijn bij de onderhandelingen en dat verzoek werd in het Frans opgesteld met hulp van de plaatselijke schoolmeester, die ook een rol speelde bij het corrigeren van de capitulatietekst. De la Roque deelde de Hulster civiele afgevaardigden mee dat er zich in de Franse officiersgroep een neef van hem bevond, een graaf, en dat hijzelf ook als een graaf door hen beschouwd werd. De heren werden gevraagd om hem dus aan te spreken tijdens de onderhandelingen als “Graaf” (Comte). Toen de capitulatieonderhandelingen over waren zei van Vlissegem Jr luid: “Bon soir monsieur Comte de la Rocque.”  Het ooggetuigenverslag geeft de sterke indruk dat de verhouding tussen de heren burgerlijke magistraten en de militaire bevelhebber-gouverneur allang bijzonder slecht was. Het geeft het verslag een ietwat partijdig karakter. ‘t Volgende uit het rapport illustreert dit verder: Hoewel De la Rocque de beurtschippers op strenge straffen verboden had om uit te varen, had hij schipper Jacobus Thurnhoudt bevolen “in ‘s land dienst” om zijn eigen inboedel  naar Vlissingen te brengen toen de vijand naderde. Volgens van Vlissegem was de verontwaardiging daarover in de stad groot en had men gezegt: “den oppervader besorgt sich selven and laet zijn kinderen verloren gaen”. Het rapport vertelt dat De la Rocque had verordend dat hij de eerste die van capitulatie zou spreken zou laten ophangen “aan den lantaernpaal” en merkt dan op dat “wie dat eerst en allermeest gedaan heeft, kan uit het verhaalde klaar geweten worden”. Het rapport van de oud-burgemeester schetst dan met voorbeelden het hoogmoedige gedrag van de bevelhebber en diens persoonlijke verhoudingen met de stedelingen. Deze waren zo slecht dat niemand hem “ dan met d’uiterste schrik dorst aenspreken” en, aldus het rapport, de magistraten “werden als kontjongens behandelt”.  Kortom er staat weinig positiefs in over de bevelhebber.

Kleine mogendheid
Na Hulst viel Axel en toen dus Bergen op Zoom. Daarna viel ook Maastricht. Een Oostenrijks verdrag met Rusland zorgde ervoor dat de Fransen Maastricht verlieten toen Russische troepen naderden en dat de oorlog in 1748 eindigde met de grenzen van Europa nagenoeg hetzelfde als aan het begin van de oorlog, behalve dat Silezië (tegenwoordig gedeeltelijk Polen gedeeltelijk Tjechië) toen bij Pruissen bleef. Maria Theresia bleef op de troon van Oostenrijk, erkend door alle staten van Europa. Voor Nederland was het allemaal te veel en te duur geweest. Het was de laatste keer, volgens de geschiedkundige Olaf van Nimwegen, dat het als een grote mogendheid optrad. Was Nederland te moe en te klein geworden? Mede door oorlogen en door zware internationale concurrentie op de vroeger zo profijtelijke koopvaardij stagneerde de economie. Kan Pieter de la Rocque’s gedrag en zijn omstandigheden in Hulst als een metafoor of een lakmoestest gezien worden voor het nieuwe kleine Nederland?  Nederland was vanaf deze oorlog dus zelf overgeleverd aan de genade van grote buren en afhankelijk van de hulp van bondgenoten. Het mocht nu even wachten tot Frankrijk het later in de 18e eeuw onderwierp…..met veel binnenlandse medewerking.





See also: Geschiedenis van Hulst

 

 

      Back to Main Page